Zo ik iets ben, dan ben ik een Hagenaar.
Louis Couperus (1863-1923) was een van de grootste Nederlandse schrijvers. Hij staat met zes werken in de Canon van de Nederlandse letterkunde:
Eline Vere (uit 1889), De stille kracht (1900), De boeken der kleine zielen (1901), De berg van licht (1906), Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan (1906) en Iskander (1920).
![]() |
Louis Couperus |
Leven
Zijn verre voorvaderen heetten nog gewoon Kuiper, maar aan het begin van de 17e eeuw werd de familienaam heel chique verlatijnst tot Couperus. Louis Marie Anne Couperus werd op 10 juni geboren te 's-Gravenhage, Mauritskade nr. 11 (nu nr. 43).
Na een tijd in Batavia te hebben gewoond kwam hij in 1878 met zijn ouders terug naar Den Haag en ging op de Nassaukade nr. 4 wonen (in 1883 gewijzigd in Nassauplein nr. 4). Louis ging daarna in de Surinamestraat 20 in het huis, dat zijn vader voor de familie had laten bouwen, wonen (tot zijn huwelijk in 1891).
Daarna woonde Couperus vaker in het buitenland dan in Den Haag, maar uiteindelijk keerde hij er iedere keer weer terug.
![]() |
Louis Couperus zat rond 1920 in geldnood. Hij werd daarom een soort van journalist voor de Haagsche Post. De schrijver reisde in 1921-1922 door Japan. |
Schrijver
Hij leefde van de pen en onderhandelde met zijn uitgever Veen dan ook scherp over zijn gages. In de 31 jaar dat Couperus actief was, produceerde hij zo’n 50 titels. Behalve romans, schreef hij verhalen, reisverslagen, feuilletons en sprookjes. Louis Couperus was een goedgeklede dandy én een harde werker, hij was kosmopoliet én vergroeid met zijn geboortestad Den Haag.
Reiziger
Na zijn dood in 1923 is de Haagse schrijver in de belangstelling blijven staan. Zo zijn er televisie-, film- en toneelbewerkingen gemaakt en verschenen er twee uitgaves van zijn verzameld werk.
Couperus had een scherp inzicht in zijn Haagse omgeving, maar dan wel voor slechts een deel van Den Haag. Hij schreef in het stuk "Een Hagenaar terug in Den Haag?" het volgende: "Hier in Den Haag schenen geen povere buurtjes of armelijke sloppen te zijn, de welvarende wijken strekten zich uit naar Scheveningen toe."
Plein
Het complex dat de in 1919 verbrandde Oranjekazerne verving werd vanaf 22 december 1930 Lyceumplein genoemd omdat aan het einde van het plein een R.K. meisjesschool stond/staat.
![]() |
Het Louis Couperusplein in 2014. |
De beslotenheid van het plein wordt vergroot doordat de twee L-vormige flatstroken aan de zijde van de Mauritskade dichter op elkaar gebouwd zijn. In de lange gevelwanden heeft de architect een grote mate van levendigheid weten te realiseren door de rooilijn te laten verspringen.
Museum
![]() |
Het Louis Couperusmuseum aan de Javastraat 17 in februari 2015. |
Deze Stichting had als doel: "het behoud van zo mogelijk het gehele pand Surinamestraat 20 als erfgoed van de schrijver Louis Couperus; de vestiging van het Louis Couperus Museum in het pand; voorts zo mogelijk het dienen van culturele doelen in Den Haag (Indische en/of internationale gemeenschap, fin-de-siècle)". Inmiddels zijn de plannen rond het Couperushuis vanwege het "zwakke economische klimaat" gestaakt en is de stichting opgeheven.
Schuin tegenover de Surinamestraat bevindt zich het Louis Couperus museum met onder andere voorwerpen uit Couperus' persoonlijke omgeving. Dit kleine museum is gevestigd op de parterre van Javastraat 17.
![]() |
Het bronzen beeld van Louis Couperus. Bertus Sondaar maakte de buste in 1963 ter gelegenheid van Couperus’ honderdste geboortedag. |
Monumenten
- Louis Couperus liet zich samen met zijn hond in 1923 in de tuin van het adres Noordeinde 164 fotograferen. Hij beschreef deze tuin in zijn novellen, die daarom ook wel de Couperustuin wordt genoemd.
- Sinds 1930 een plaquette op Couperus’ geboortehuis Mauritskade 43 (toen Couperus er woonde was dit nummer 11).
- Sinds 1949 bestaat het Louis Couperusplein (dit was daarvoor het Lyceumplein)
- Sinds 1958 staat op de Groot Hertoginnelaan een beeld van Couperus’ bekendste romanfiguur: Eline Vere.
- Sinds 1963 staat bij het voormalige woonhuis van Couperus in de Surinamestraat een buste van de schrijver.
- Sinds 1975 staat op de plaats van de oude Alexanderkazerne aan de Burgemeester Patijnlaan een appartementencomplex genaamd Couperusduin.
- Sinds 1990 heeft Louis een perspex gedenkbord aan het pand Nassauplein 4 (destijds Nassaukade 4; woonhuis Louis Couperus van 1878 tot 1884).
![]() |
Het bronzen standbeeld dat sinds 1998 op het Lange Voorhout staat, heeft als opschrift: ‘Zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar.’ Het beeld is gemaakt door beeldhouwer Kees Verkade in 1998. |
- Sinds 1998 staat op het Lange Voorhout een beeld voor de Pulchri studio.
- Sinds 2012 stond een moderne versie van Sophialaan 12 in de Grote Marktstraat. Dit beeld verhuisde sinds 2014 naar diverse locaties op het Spui.
- Sinds 2013 staat in de wijk Ypenburg de Couperus toren. Onder de gevelkolommen staat in grote betonletters van twee verdiepingen hoog de naam van de schrijver. Rondom in het metselwerk is het gedicht Melodie (1886) verwerkt.
- Aan de gevel van het Indisch Huis aan de Sophialaan 12 is een herinneringsbordje bevestigd. 'Hier vierden Louis Couperus en Elisabeth Baud hun huwelijksfeest op 9 september 1891'
-
Louis Couperus heeft in Nederland vijftig straatnamen.
Couperus' Haagse woonadressen
Louis Couperus' Haagse adressen
Couperus is binnen Den Haag een groot aantal keren verhuisd. Onderstaande opsomming is overgenomen van een invantarisatie die in 1998 gemaakt werd door F.L. Bastet.
Op deze pagina vindt u een nog completere opsomming van Couperus' adressen.
- 1863 - 1872 Mauritskade 11 (nu 43; geboortehuis)
- 1878 - 1884 Nassaukade 4 (later Nassauplein; woonhuis ouders)
- 1884 - 1891 Surinamestraat 20 (woonhuis ouders)
- 1892 - 1893 Celebesstraat 78 (pension)
- 1894 Riouwstraat 178 (woonhuis familie)
- 1894 - 1895 Jacob van der Doesstraat 123 (huurhuis)
- 1896 Javastraat 70H (pension)
- 1897 Javastraat 70H (pension)
- 1898 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
- 1898 Javastraat 70H (pension)
- 1898 Riouwstraat 178 (woonhuis familie)
- 1899 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
- 1900 Javastraat 70H (pension)
- 1902 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
- 1904 Molenstraat 26 (woonhuis zuster)
- 1905 Molenstraat 26 (woonhuis zuster)
- 1915 - 1920 Molenstraat 26 (woonhuis zuster) en de Hoogewal 2 (gehuurd bovenhuis)
- 1921 Hotel Duinoord
- 1921 Hoogewal 2 (gehuurd bovenhuis)
- 1922 - 1923 Hotel Bellevue
- 1922 - 1923 Hoogewal 2 (gehuurd bovenhuis)
Adressen in de boeken
Couperus liet de karakters uit zijn boeken bestaande Haagse plekken bezoeken
- Alhambra
- Badhuis (de voorganger van het Kurhaus)
- Berenbak
- bruggen (diverse)
- Dierentuin
- Diligentia
- Fransche kerk (Eglise Wallonne)
- Gebouw van Kunsten en Wetenschappen
- Groote Kerk
- Hooge Raad
- Hoogere-Burgerschool
- Hotel Central
- Hótel Garni
- Hótel des Indes
- Hótel de Oude Doelen
- Hótel de Twee Steden
- Huis van Bewaring
- kerkhoven (Kerkhoflaan)
- Kurhaus
- Koekamp
- Koninklijke Schouwburg (opera)
- Kunstzaal Kleykamp
- Oranje Hótel
- Oranje Kazerne
- Palace Hótel (Scheveningen)
- Paleis van Koningin Emma
- Paleis van Prins Alexander
- Paleis van de Prins van Oranje
- Paleis van Justitie
- Place Royale (sociëteit)
- Princesse Schouwburg
- Ridderzaal
- Seinpost
- Stadhuis
- Station Hollandsch Spoor
- Strafgevangenis
- Tent in het Bosch
- Theater Verkade
- Vredespaleis
- Waterpartij (in de Boschjes)
- Witte of Litteraire Sociëteit
Straten in Nederland
Er zijn in Nederland vijftig straten naar Louis Couperus vernoemd.
- Couperushof (1x)
- Couperuslaan (5x)
- Couperuspad (1x)
- Couperussingel (1x)
- Couperusstraat (14x)
- Couperusweg (2x)
- Couperuswende (1x)
- Louis Couperusdreef (1x)
- Louis Couperushof (2x)
- Louis Couperushove (2x)
- Louis Couperuslaan (4x)
- Louis Couperusplaats (5x)
- Louis Couperusplein (1x)
- Louis Couperussingel (1x)
- Louis Couperusstraat (14)
Couperushof | Haren Gn |
Couperuslaan | Bergschenhoek |
Couperuslaan | Etten-Leur |
Couperuslaan | Harderwijk |
Couperuslaan | Roosendaal |
Couperuslaan | Uithoorn |
Couperussingel | Zevenhuizen |
Couperusstraat | Arnhem |
Couperusstraat | Brunssum |
Couperusstraat | Dordrecht |
Couperusstraat | Goor |
Couperusstraat | Groningen |
Couperusstraat | Heerhugowaard |
Couperusstraat | Oud-Beijerland |
Couperusstraat | Ridderkerk |
Couperusstraat | Son en Breugel |
Couperusstraat | Vleuten |
Couperusstraat | Weert |
Couperusstraat | Zuidbroek |
Couperusweg | Almere |
Couperusweg | Hilversum |
Couperuswende | Hillegom |
Louis Couperushof | Gorinchem |
Louis Couperushof | Grootebroek |
Louis Couperushove | Zoetermeer |
Louis Couperuslaan | Delft |
Louis Couperuslaan | Oegstgeest |
Louis Couperuslaan | Voorschoten |
Louis Couperusplein | 's-Gravenhage |
Louis Couperussingel | Amstelveen |
Louis Couperusstraat | Alkmaar |
Louis Couperusstraat | Amsterdam |
Louis Couperusstraat | Gemert |
Louis Couperusstraat | Haarlem |
Louis Couperusstraat | Heemskerk |
Louis Couperusstraat | Leiden |
Louis Couperusstraat | Lichtenvoorde |
Louis Couperusstraat | Papendrecht |
Louis Couperusstraat | Rotterdam |
Louis Couperusstraat | Utrecht |
Louis Couperusstraat | Voorburg |
Louis Couperusstraat | Waddinxveen |
Louis Couperusstraat | Zegge |
Louis Couperusstraat | Zevenaar |
Eline Vere
Men verdrong zich in de, tot kleedkamer ingerichte, eetzaal. Voor een psyché stond Frédérique Van Erlevoort, met los hangende haren, zeer bleek onder een dunne laag poudre de riz, de wenkbrauwen als door een enkele penseelstreek zwarter getint.
- Haast je dan toch, Paul! We komen nooit klaar! zeide ze, een weinig ongeduldig, met een blik op de pendule.
Voor haar knielde Paul van Raat, en zijn vingers plooiden een langen, ijlen sluier, van goud en karmozijn, als een draperie om haar middel. De stof wolkte op het roze fond van haar onderkleed; haar hals en armen waren, sneeuwwit van de veloutine, vrijgelaten en flonkerden in den glans van, door elkander gestrengelde, snoeren en ketenen.
- O, wat een tocht! Hoû toch de deur dicht, Dien! gilde Paul een oude meid na, die, bevracht met eenige japonnen, de kamer verliet. Door de open gelaten deur zag men gasten, gerokte heeren en licht gekleede dames; zij begaven zich langs de aralia's en palmen van den corridor naar de groote suite; zij glimlachten om de oude meid en wierpen een steelschen blik naar binnen.
Allen schaterden om die verrassing, dien blik achter de coulisses; alleen Frédérique bleef ernstig, in het bewustzijn, dat zij de waardigheid eener antieke vorstin had op te houden.
- Haast je toch, Paul! sprak zij, bijna smeekend. Het is reeds over half negen!
- Ja, ja, Freddy, wees maar niet bang, je bent al klaar! antwoordde hij, en handig schikte hij eenige juweelen tusschen de gazige plooien harer draperie.
Klaar? vroegen Marie en Lili Verstraeten, uit de kamer komende, waar de estrade was opgeslagen: een geheimzinnige verhevenheid, als uitgewischt in een halfduister.
- Klaar! antwoordde Paul. En nu, alsjeblieft kalmte! vervolgde hij, terwijl hij zijn stem verhief en gebiedend in het rond zag.
De vermaning was noodig. De drie jongens, de vijf meiden, welke als kameniers dienst deden, liepen in het, met allerlei accessoires opgevulde, vertrek elkaâr in den weg, lachende, gillende, de grootste wanorde veroorzakend. Te vergeefs poogde Lili een gouden bordpapieren lier uit de handen te redden van den twaalfjarigen zoon des huizes, terwijl de beide bengels van neven op het punt waren tegen een groot wit kruis aan te klimmen, dat, in een hoek der kamer geplaatst, onder hun aanvallen reeds wankelde.
- Weg van dat kruis, Jan en Karel! Geef die lier op, andere Jan! brulde Paul. Zorg daar toch een beetje voor, Marie, en nu.... Bet en Dien hier, Bet met de lamp. Dien bij de deur; de anderen weg! Er is geen plaats meer; kijken in den tuin aan het raam van de groote zaal; daar zie je alles prachtig, uit de verte.... Kom, Freddy, voorzichtig, hier is je sleep....
- Je vergeet mijn kroon....
- Die zal ik je opzetten, als je gepozeerd bent. Kom, allons.
De drie verbannen meiden haastten zich weg te komen, de jongens hurkten neêr in een hoek der tooneelkamer, waar zij niet door het publiek gezien konden worden, en Paul hielp Freddy de estrade beklimmen.
De boeken der kleine zielen
Het stortregende en Dorine van Lowe was doodmoê, toen zij, dien middag, vóor het diner nog even bij Karel en Cateau aanwipte, maar Dorine was tevreden over zichzelve. Zij was na het lunch dadelijk uitgegaan en had geheel Den Haag doortrippeld en doortramd; zij had veel bereikt zoo niet alles en haar vermoeide gezicht stond heel blij en hare levendige zwarte oogen flonkerden.
- Meneer en mevrouw nog niet aan tafel, Sientje? vroeg zij de meid, buiten adem, zenuwachtig, en eensklaps schrikkende, dat het te laat zoû zijn.
- Neen, juffrouw, maar het is op slag van zessen, zei Sientje streng.
Dorine van Lowe wipte door de vestibule, holde de trap op, vergetende hare natte parapluie in den standaard te zetten. Zij hield die krampachtig in de eene hand, tegelijk met haar rok, dien zij vergat los te laten; in haar arm drukte zij een pakje tegen zich aan, onder haar pélérine; in de andere hand had zij haar mof en hare oude, zwart satijnen réticule; met die zelfde hand zocht zij in een bovenmenschelijke inspanning naar haar zakdoek en wist zich den neus te snuiten zonder iets te laten vallen; alleen waaiden vier, vijf trambilletjes rondom haar heen, terwijl zij dit deed.
Oude Sientje volgde haar even met den blik, streng. Toen ging zij naar de keuken, haalde een doek, veegde kalm langs vestibule en trap een spoortje van regen en wat natte druppels af en plukte zorgvuldig de trambilletjes weg van den looper.
Dorine trad in de zitkamer van haar broêr, Karel van Lowe. Hij zat rustig bij een goed vuur en las: een man van vijf-en-veertig; zijn frisch geschoren gelaat glom rozig en jong; zijn dik, glanzend haar was netjes gekamd met een fikschen kuif; zijn snor verfde hij zwart en hij had, als Dorine, de zwarte oogen der Van Lowe's. Zijn breede figuur had in zijn nette kleêren iets degelijks en goed doorvoeds; zijn vest plooide dik om zijn maag, en de horlogeketting deinde op een rustigen ademhaal: zóo had hij iets kalms en gezonds, van bedachtzaam overleg en egoïste bezadigdheid... Hij legde rustig het tijdschrift, waarin hij las, ter zijde, als wist hij, dat hij nu, onvermijdelijk, een kwartier minstens naar zijn zuster zoû moeten luisteren, maar hij beloofde zich haar dikwijls in de rede te zullen vallen. Hij wreef zich dus zijn groote, dikke, roze handen en zag Dorine bezadigd aan en zijn blik beduidde haar: begin maar, ik luister naar je, want ik moet wel...
Dorine bleef staan bij zijne schrijftafel, die stond in het midden van het nette vertrek, terwijl hij zitten bleef bij zijn vuur.
- Ik ben bij ze allen geweest! begon Dorine, zegevierend.
- Bij Bertha?
- Bij Bertha...
- Bij Gerrit?
- Bij Gerrit...
- Bij Adolfine?
- En bij Ernst en Paul... Ik ben bij ze allen geweest! zegevierde Dorine. En ze hebben me allemaal beloofd te zullen komen.
- Dorine, wil je als-je-blief je parapluie buiten zetten... Hij is zoo nat.
Dorine zette de parapluie buiten de deur op den corridor en zij liet nu ook haar rok los.
Van oude menschen
De diepe basstem van Steyn klonk in de vestibule.
- Kom Jack, kom hond, kom je meê met den baas! Kom je meê!?
De blijde blaf van den terrier galmde op, en néêr over de trap stormde zijn uitbundige vaart, als struikelde hij over zijn eigen pooten.
- O, die stem van Steyn! siste mama Ottilie tusschen hare tanden, en zij sloeg driftig bladen om van haar boek.
Charles Pauws zag haar rustig aan, met zijn glimlachje, zijn lach om mama. Hij zat, vóór hij naar Elly zoû gaan, na den eten bij zijn moeder en hij dronk zijn kopje koffie. Steyn ging met Jack uit; de avondstilte effende zich door het kleine huis, en in de zitkamer, onpersoonlijk en ongezellig, suisde het gas. Charles Pauws keek naar de punten van zijn bottines, en vond, dat ze goed zaten.
- Waar is Steyn naar toe? vroeg mama, en hare stem siste, ongerust.
- Gaan wandelen met Jack, zei Charles Pauws; thuis noemde men hem Lot; zijn stem klonk zacht en kalmeerend.
- Naar zijn meid is hij toe! siste mama Ottilie.
Lot had een beweging van moê-zijn.
- Hè, mama, zeide hij. Wees nu kalm, en denk niet meer aan de scène. Ik ga straks naar Elly, en nu zit ik nog een oogenblikje gezellig bij u, niet waar. Steyn is toch je man... Je moest niet altijd zoo met hem kibbelen, en zulke dingen zeggen, of denken. Je bent weêr net een kleine furie geweest. Dat geeft rimpels, zoo boos te zijn.
- Ik ben tòch een oude vrouw.
- Maar je hebt nog een heel zacht velletje...
Mama Ottilie glimlachte en Lot stond op.
- Kom, zeide hij; geef me een zoen. Wil je niet? Moetik je een zoen geven? Kleine, booze moesje... En waarom? Om niets. Ik weet het ten minste niet meer, waarom. Ik zoû het niet meer kunnen analyzeeren. Ja, zoo gaat het... Hoe ben ik toch zoo kalm, met zoo een kleine furie van een mama.
- Als je denkt, dat je vader kalm was...!
Lot lachte, zijn lachje; antwoordde niet. Mevrouw Steyn de Weert las rustiger door; zij zat voor haar boek als een kind. Zij was een vrouw van zestig jaren, maar haar blauwe oogen waren als van een kind, teeder mooi, lief en onschuldig, en haar stem, wat schelletjes, klonk altijd kinderlijk, en had nu geklonken als van een stoùt kind. Kleintjes en recht in haar stoel, las zij nu door, met aandacht, zich kalmeerende, omdat Lot zoo kalm gesproken had en haar zoo lief had een zoen gegeven. Het gas suisde en Lot dronk zijn koffie, en ziende naar zijn bottines, vroeg hij zich af, waarom hij ging trouwen. Hij vond zich geen man om te trouwen. Hij was nog wel jong, acht-en-dertig; hij zag er zelfs véel jonger uit; hij verdiende geld genoeg met zijn artikels, om, met wat Elly meêkreeg van grootpapa Takma, het er zuinigjes op te wagen, maar hij vond zich toch volstrekt geen type om te trouwen. Zijn vrijheid, zijn onafhankelijkheid, zijn egoïste bewegelijkheid, die waren hem het liefst; en trouwen, dat was zich met gebonden handen en voeten overgeven aan een vrouw. Hartstochtelijk verliefd was hij niet op Elly - hij vond haar een intelligent en artistiek vrouwtje; om wat zij van grootpapa Takma zoû erven, deed hij het heùsch niet. Waaròm deed hij het dan - vroeg hij zich af, als hij zich reeds had afgevraagd, dag aan dag, gedurende die week, die gevolgd was op zijn aanzoek.
- Mama... kan jij me ook zeggen... waarom ik Elly gevraagd heb?
Mama Ottilie zag op. Ze was wel gewend aan zonderlinge en geestige vragen van Lot, en dan antwoordde ze hem in dien toon, voor zoo ver zij vermocht, maar deze vraag deed haar een stekel voelen van jaloezie, een stekel, die héel erg pijn deed, als een doorn, fyziek, in vleesch.
De stille kracht
De volle maan, tragisch dien avond, was reeds vroeg, nog in den laatsten dagschemer opgerezen als een immense, bloedroze bol, vlamde als een zonsondergang laag achter de tamarindeboomen der Lange Laan en steeg, langzaam zich louterende van hare tragische tint, in een vagen hemel op. Een doodsche stilte spande alom als een sluier van zwijgen, of, na de lange middagsiësta, de avondrust zonder overgang van leven begon. Over de stad, wier wit gepilaarde villa-huizen laag wegscholen in het geboomte der lanen en tuinen, hing een donzende geluideloosheid, in de windstille benauwdheid der avondlucht, als was de matte avond moê van den zonneblakenden dag der Oostmoesson. De huizen, zonder geluid, doken weg, doodstil, in het loover van hunne tuinen, met de regelmatig opblankende rissen der groote gekalkte bloempotten. Hier en daar werd een licht al ontstoken. Plotseling blafte een hond, en antwoordde een andere hond en verscheurde de donsende stilte in lange, ruwe flarden; de nijdige hondekelen, heesch, ademloos, schor vijandig; plotseling ook zwegen zij stil.
Aan het einde der Lange Laan lag diep in zijn voortuin het Rezidentie-huis. Laag, dadelijk in den nacht der waringinboomen, zigzagde het zijne pannendaken, het eene achter het andere, naar de schaduw van den achtertuin toe, met een primitieve lijn van dakteekening, over iedere galerij een dak, over iedere kamer een dak, tot éene lange daksilhouet. Vóor echter, rezen de witte zuilen der voorgalerij, met de witte zuilen der portiek, hoog blank en aanzienlijk op, met breede tusschenruimten, met groote openheid van ontvangst, met eene uitbreiding van indrukwekkend paleisportaal. Door de open deuren verschoot de middengalerij vaag naar achteren toe, met een enkel licht opgeglimd.
Een oppasser ontstak de lantarens ter zij van het huis. Halfcirkels van groote, witte potten met rozen en chrysanten, met palmen en caladiums, bogen links en rechts wijd voor het huis naar ter zijde uit. Een breede grindlaan vormde den oprit tot in de witgezuilde portiek; dan strekte zich uit een wijd dor gazon, met potten omgeven, en, in het midden op een gemetseld voetstuk, een monumentale vaaspot, met een groote latania. Een groene frischheid was daar de kronkelende vijver, waar de reuzenbladeren eener Victoria Regia als dofgroene prezenteerbladen zich rondden tegen elkaâr, met een enkele blankende lotosachtige bloem er tusschen. Een pad kronkelde langs den vijver en op een met kiezelsteen geplaveide ronde plek rees een hooge vlaggestok. De vlag was reeds neêrgehaald, als iederen dag om zes uur. Een eenvoudig hek sneed het erf af van de Lange Laan.
Het reusachtige erf was stil. Er brandden nu, langzaam, omslachtig aangestoken door den lampenjongen, éen lamp van de kroon der voorgalerij, en de neêrgedraaide lamp binnen, als twee nachtlichtjes in het paleis van zuilen en van, kinderlijk naar achter verschietende, daken. Op de trappen van de kantoorkamer zaten enkele oppassers, in hun donkere uniform, fluisterend wat te praten.
![]() |
Louis Couperus |
![]() |
De kleine Louis Couperus met zijn moeder Catharina Reijnst in 1864. |
![]() |
De juiste plek voor het nieuwe borstbeeld van Louis Couperus moest eerst getest worden. Dit gebeurde in 1955 in de Surinamestraat. Het beeld werd pas in 1963 daadwerkelijk geplaatst. |
![]() |
Het bekende citaat van Louis Couperus, Zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar op een wand van de Koninklijke Bibliotheek op het Prins Willem Alexanderhof. |
![]() |
Louis Couperus maakt onderdeel uit van een wandschildering in de Raamstraat. De foto werd in januari 2022 gemaakt. |
![]() |
De Steeg is een klein dorp aan de rand van de Veluwe. Fans van Couperus lieten er een huis bouwen. In maart 1923 ging de schrijver wonen in huis Het Sunneke. Op deze foto zit hij op de veranda. |
![]() |
Louis Couperus een paar maanden voor zijn dood in 1923. |
![]() |
Op 10 juni 1933, de 70e geboortedag van Louis Couperus, legde de schrijver en Couperus fan Henri van Booven een krans bij Couperus' graf. |
![]() |
Op 10 juni 1930, de verjaardag Louis Couperus (1863-1923), werd een gevelplaquette van Theo van Rijn (1884-1954) onthuld in het geboortehuis van de schrijver op de Mauritskade 43. |
![]() |
Het Louis Couperushuis op de Mauritskade in 2014. |
![]() |
Het Lyceum plein (Louis Couperusplein) gezien vanaf de Nassaulaan in 1935. De Nassaubrug wordt door intimi het bruggetje van Takma genoemd. Het flatgebouw is van de architect Co Brandes. |
![]() |
Nogmaals de Couperustuin, met op de voorgrond de negentiende-eeuwse sfeer in een achterkamer van het voormalige S. Van Leeuwen Antiquairs. |
![]() |
Aan de gevel van het Indisch Huis aan de Sophialaan 12 is een herinneringsbordje bevestigd: Hier vierden Louis Couperus en Elisabeth Baud hun huwelijksfeest op 9 september 1891. |